De suïcide preventie training is geschikt voor iedereen die een bijdrage wil leveren aan het voorkomen van suïcides. De training is ontwikkeld door Jeannette Pullen (familie-ervaringsdeskundige) en wordt door de deelnemers erg gewaardeerd. De training is dan ook erg bijzonder. Niet alleen omdat de trainer een familie-ervaringsdeskundige is, maar ook door het feit dat de co-trainer een ervaringsdeskundige suïcidaliteit is. Dus in dit geval kunnen we duidelijk zeggen dat de training doordrenkt is met kennis vanuit de praktijk.

De training is niet alleen gericht op het herkennen van signalen. Het gaat in de training ook om het aangaan van het gesprek (hoe doe je dat?), het voeren van het gesprek (wat kan ik zeggen?) en vooral wat doe je vervolgens als de vraag positief beantwoord wordt.

Het wordt door de deelnemers erg gewaardeerd dat zij een gesprek kunnen oefenen met de ervaringsdeskundige. Deze geeft na het oefengesprek handvatten, tips, die je kunt inzetten bij een echt gesprek.

“Ik dacht dat ik genoeg wist over het in gesprek gaan met iemand over suïcidale gedachten. Maar het oefengesprek (dat wel heel erg echt leek) heeft mij zoveel meer handvatten gegeven om het gesprek makkelijker te maken. Voor mij en voor mijn client.”

Wie geeft de training?

De suïcide preventie training wordt gegeven door 2 (familie) ervaringsdeskundigen die verbonden zijn aan de Stichting Suïcide Preventie Centrum.

Voor wie is de training?

De training is bedoeld voor ervaringsdeskundigen, GGZ-medewerkers, social workers, baliemedewerkers, huisartsen, verpleegkundigen, POH’ers, kappers, docenten, conciërges, etc. Oftewel voor iedereen die iemand tegen kan komen die te maken heeft met suïcidale gedachten. En dat is iedere inwoner van Nederland.

Hoelang duurt de training?

De training duurt een dagdeel, ongeveer 4 uur. Hierin is er genoeg ruimte voor pauzes (dit wordt overlegd met de deelnemers). Aan de suïcide preventie training kunnen maximaal 12 mensen deelnemen. Gaat het om een online uitvoering dan is het maximale aantal deelnemers 6.